VERGELIJK tussen verschillende "PICK-UP METHODEN" voor contrabas +
"GEWIJZIGDE HARLEY BENTON 3/4 EUB"  versus een "ECHTE 1/2 BAS".


(Blijft voorlopig in bewerking- Laatste wijzigingen: 31-05-2011)

Het maken van een vergelijking tussen verschillende pick-up methoden met een echte contrabas is vooral belangrijk om meer inzicht te krijgen in de geluidsoverdracht tussen snaren en kast om daarmee mogelijk verbeteringen te kunnen aanbrengen in het oppikken en versterken van het basgeluid in het algemeen en voor een EUB  (Electric Upright Bass).  Mijn uitgangspunt is dat er te weinig fundamenteel wordt onderzocht en teveel random wordt uitgeprobeerd waardoor er geen consistentie zit in de vooruitgang die te boeken is met de voorhanden technieken. Men is nog steeds wild  aan het experimenteren met pick-ups en versterkers van goedkoop tot heel duur soms zonder dat daar de gewenste verbeteringen door ontstaan. Dit is reeds vanaf het begin van de basversterker technieken tot nu in 2011 toe.

 

De Harley Benton 500 SB 3/4 Double Bass is een van de aller-goedkoopste 3/4 EUB's beschikbaar. Tegelijkertijd kunnen we dit een topproduct noemen voor de prijs die er voor wordt betaald. Deze bas is van huis uit een gewone Palatino VE-500 verkocht door het Duitse muziekwarenhuis Thomann.de. die tegen een bodemprijs van 397 euro wordt afgeleverd aan huis. De kwaliteit is meer dan subliem voor het geleverde materiaal. Er zijn enige aanpassingen nodig om de bas tot een waar genot voor het oor te doen klinken. Het extra kostenplaatje voor een totale aanpassing is ca 250 euro, waarbij een ongekende geluidskwaliteit is verkregen voor een EUB. Het hele verhaal over alle aanpassingen met het hoe en waarom heb ik in het Engels opgeschreven.

De eerste pogingen en vergelijkingen zijn gemaakt door mij samen met Adriaan Kragten die daarbij speelt op zijn "echte 1/2 bas" met verschillende opneemtechnieken op deze bas en op de verbeterde Harley Benton EUB. De keuze was om steeds dezelfde riedel te spelen en deze steeds als vergelijking te gebruiken. De halve contrabas is van het Roemeense fabricaat Reghin met een massief voor- en achterblad.

De signalen zijn steeds versterkt d.m.v. een zelf ontworpen batterij gevoede 2 kanalen voorversterker (schema) met zeer hoge ingangsimpedantie (10 Megaohm). De uitgang daarvan is direct gekoppeld aan de opname ingangskanalen. Daardoor konden steeds twee signalen tegelijk worden geregistreerd. In de kamsleuven bij de 1/2 bas zitten vastgelijmde dubbele Shadow SH950 pick-up elementen gemonteerd, die als referentie worden gebruikt met name omdat we deze goed vinden klinken.

Voor deze vergelijkingen zijn de volgende experimenten gedaan. Steeds werd een vaste riedel door Adriaan gespeeld op beide bassen. In totaal zijn ca 6 proeven gedaan 5 opnames met de 1/2 bas en één met de gemodificeerde HB EUB (Zie het Engelse verhaal over de gemodificeerde HB EUB)!

1. Vergelijking tussen de Shadow pick-ups en een kant klare SDT1 element onder de kamvoet bij de E snaar.
2. Vergelijking tussen de Shadow pick-ups en het zelfgemaakte piëzo folie element onder de kamvoet onder de E-snaar.
3. Vergelijking tussen twee zelfgemaakte piëzo folie elementen één onder de E-snaar kamvoet en één onder de G-snaar.
4. Opname met 2 zelfgemaakte halve piëzo folie elementen naast elkaar onder de kamvoet onder de E snaar.
5. Opname met 2 zelfgemaakte halve piëzo folie elementen naast elkaar onder de kamvoet onder de G snaar.
6. Opname met de gemodificeerde HB EUB.

Steeds zijn er dus twee signalen tegelijk opgenomen om te kunnen vergelijken. Verder zijn sommige spectra van twee signalen in één grafiek gezet. Zo kunnen zowel auditief als visueel de signalen worden vergeleken. De opnames zijn gemaakt met 96kHz sampling en 24bit diep, dus studio kwaliteit. De spectra zijn aan de hand de opnames door Waves plug-ins (studio materiaal) geanalyseerd of bewerkt.

VOORAF IETS OVER GELUIDSBELEVING VAN SPELER EN TOEHOORDER EN BEOORDEEL RANDVOORWAARDE.

De basspeler speelt met zijn instrument tegen zich aan en met zijn gehoor zeer dicht bij de snaren. In vergelijking met een toehoorder zal hij een geheel andere geluidsbeleving hebben. Omdat het gehele basoppervlakte bijdraagt aan de lage tonen kunnen deze pas goed worden waargenomen op enige afstand van de bas. De toehoorder hoort voornamelijk het versterkte geluid of het geluid van het hele instrument of de som daarvan. Afhankelijk van de grote van de zaal, de opstelling van de luidsprekers en nog vele andere factoren zijn er dus grote verschillen in beleving en dus ook grote verschillen in beoordeling.

Zo zal de basspeler vrijwel nooit tevreden zijn over het versterkte geluid. Hij zal dus ook snel geneigd zijn te zeggen dat versterkt geluid nu eenmaal nooit zo mooi zal en kan klinken als het natuurlijke geluid van zijn eigen bas waar hij natuurlijk gelijk in heeft. Voor hem staat dit als een paal boven water. Toch streeft ook hij in de omstandigheden dat hij verplicht is versterkt te spelen  naar het "echte" basgeluid. Het probleem daarbij is dat het verschil tussen zijn beleving en dat van de toehoorder dermate groot is dat ze het nooit eens zullen zijn. Er zijn teveel factoren op de plaats waar het basgeluid wordt gehoord die leiden tot zulke grote verschillen dat men het doodeenvoudig niet eens kan worden.

De basspeler kan eigenlijk alleen beoordelen of zijn bas als echte bas klinkt als hij op de plaats van de toehoorder gaat zitten en iemand anders zijn bas bespeelt. Maar  aangezien speeltechnieken ook alweer mee doen in de toonvorming zit daarbij ook weer een addertje onder het gras.

Wat we wel kunnen beoordelen, zowel basspeler als toehoorder, om geluidsopnamen te beoordelen op echtheid wat basklank betreft. Een aantekening die daarbij gemaakt dient te worden is dat een opgenomen en weer weergegeven geluid totaal anders klinkt dan een "echt natuurlijk" geluid. De mens heeft echter daarbij een adaptatie vermogen waarbij hij geleerd heeft hoe het ene opgenomen geluid behoort te klinken om "echter" genoemd te kunnen worden dan het andere opgenomen geluid.
Dit is echter een aparte discussie. Mensen realiseren zich namelijk niet hoe dat adaptatie vermogen in de weg zit bij een juiste beoordeling over geluid als beoordeeld moet worden of iets "natuurgetrouw" klinkt of niet. Adaptatie is zo ingebouwd in het brein dat je het niet kan uitschakelen als je het eenmaal hebt aangeleerd. De opname en weergeefketen en de luisteromgeving hebben namelijk sowieso een enorme destructieve invloed op de natuurgetrouwheid. We leren deze te negeren zodra we voor onszelf hebben vastgesteld wat dit destructieve deel is en trekken dat onbewust af tijdens het luisteren. We kunnen dat aftrekken niet eens uitschakelen.

Om het simpel te houden gaan we dus beoordelen hoe de opnames klinken. Die komen uit een luidspreker (of koptelefoon) net zoals een versterkte bas tijdens een live optreden. Dat neem ik dus steeds als randvoorwaarde om te kunnen vergelijken in discussies. We luisteren dus niet naar het akoestische geluid dat rechtstreeks van de bas komt. De beste beoordeling lijkt me via een paar goede studio koptelefoons waarbij interactie tussen luidsprekers en luisteromgeving worden vermeden.

OVERDRACHT VAN GELUIDSENERGIE VAN SNAREN NAAR KLANKKAST.

In principe trillen de snaren in alle richtingen. Dominanten richtingen hangen niet alleen van de speelwijze af maar ook van de voorkeur trilrichting van de snaren. De demping kan namelijk in verschillende trilrichtingen sterk verschillen. Dit komt onder andere omdat de overdracht via de kam naar klankkast ook onderhevig is aan verschillende dempingen in de verschillende trilrichtingen. De kam kan op en neer gaan waarbij de fase in de de beide kamvoeten gelijk is. Hij kan heen en weer gaan (loodrecht op de snaarrichting zogenaamde wobbelen) waarbij de fase in beide kamvoeten in tegenfase is. De bovenkant van de kam kan ook bewegen in de langsrichting van de snaren waarbij de fase in beide kamvoeten weer gelijk is en hij kan zelfs torderen waarbij de fase in beide kamvoeten weer in tegenfase is.

Beide voeten hebben te maken met een verschillende stijfheid van het blad afhankelijk van de richting waarin de kamvoet beweegt. De kamvoet onder de E-snaar staat gewoonlijk precies bovenop de zangbalk onder het blad. Het blad is daar zeer stijf in de buigrichting gezien in de langsrichting van de snaren. De kamvoet onder de G-snaar staat gewoonlijk op een niet direct ondersteund stuk blad omdat de stapel meestal niet direct onder de voet zit. Het zal duidelijk zijn dat dit stuk blad in verschillende richtingen verschillende stijfheden kent afhankelijk van de plaats waar de stapel staat. Vandaar ook dat de kam ook gemakkelijk tot een torsie beweging kan worden verleid waarbij elke kamvoet in de langsrichting van de snaren trilt maar in tegengestelde fase.

Samenvattend er zijn in hoofdzaak 4 verschillende richtingen met 4 verschillende stijfheden waarin de energie van de snaren wordt overgebracht naar de klankkast. De stijfheden en fasen (trilrichtingen) zullen allen zeer frequentie afhankelijk zijn. Het blijkt dan ook dat als je daar metingen aan gaat doen dat er geen consistente en dominante richting van energie overdracht is als je meerdere bassen vergelijkt. Eén ding is duidelijk. Het optellen van signalen van verschillende pick-ups, zoals gebeurd met twee piëzo's of 4 piëzo's in de kam bij respectievelijk Underwood en Shadow pick-ups maar ook bij 4 pick-ups onder de snaren (K&K) veroorzaakt in ieder geval kamfilter effecten. Het optellen van signalen van 2 pick-ups onder de kamvoeten leidt daar ook toe. De signalen verschillen zo enorm tussen de oppik posities, en zelfs tussen verschillende (echte) bassen dat er op voorhand nog niet te concluderen is wat beter is.
Kamfiltering betekent dat signalen die op twee plaatsen of manieren zijn opgenomen en in principe hetzelfde spectrum beslaan door het verschil in fase voor verschillende frequenties sterke dippen (tot nul toe) en pieken (tot verdubbeling toe) gaan vertonen bij optelling die elkaar over het frequentiegebied snel afwisselen. De frequentieoverdracht karakteristiek krijgt dan een kamvorm. Het geluid klinkt dan snel onnatuurlijk.

Het blijkt dan ook dat de klankkleuren sterk afhangen van de positie en het optellen of aftrekken van signalen. Zo heb ik voor één bassist de twee signalen die oorspronkelijk werden opgeteld (stonden immers parallel met het snoer) de signalen gescheiden en via faseomkering afgetrokken. Het resultaat was verbluffend beter. Bij een andere bas werd het echter juist slechter. Het is niet zo dat aftrekken of optellen leidt tot in het ene geval een klein signaal en in het ander geval een groot signaal. Soms wel per frequentie maar niet over het hele gebied. Daaruit blijkt al dat fases opgenomen op twee plekken per frequentie sterk kunnen verschillen. Dus er blijkt geen consistentie conclusie mogelijk. Velen zeggen daarom dat het gebruik van slechts één element weer een beter resultaat geeft. In principe heb je dan namelijk geen last van het kamfilter effect dat in principe het ontstaan van onnatuurlijk geluid in de hand werkt.

Om vast te kunnen stellen dat de kamvoet ook sterk energie bijdraagt door het trillen in de langsrichting van de snaren heb ik onder de kamvoet ook een dubbel element geplaatst waardoor dus die trillingsrichting ook kan worden gesepareerd. De elementen worden in de lengterichting van de kamvoet precies naast elkaar geplaatst en bedekken samen dan weer de totale oppervlakte van de kamvoet. Zijn de signalen in fase dan gaat de kamvoet op en neer zijn de signalen in tegenfase dan gaat de kamvoet heen en weer in de langsrichting van de snaren. Voor een werkelijk ideale meetopstelling zouden eigenlijk 4 elementen over elke kamvoet verdeeld moet worden zodat 8 signalen kunnen worden vergeleken. Iets voor een latere proef als er liefhebbers zijn. Je kan de kam in het vlak van de kam als oneindig stijf beschouwen, wat ik betwijfel! In dat geval zal deze meting met 8 elementen weinig meerwaarde  zal opleveren. Toch zou je uit wetenschappelijk oogpunt een dergelijke proef moeten doen om vast te stellen dat deze premisse juist is.

WAT IS NATUURLIJK BASGELUID?

Een ding wat primair van belang is voordat dergelijke complexe proeven worden gedaan is het oordeel over wat "echt klinkt". Het plaatsen van pick-ups onder de kamvoet leidt tot weinig "snaargeluiden" en veel "kastgeluid". Het plaatsen van pick-ups vlak onder snaren leidt tot veel snaargeluid (en bijgeluiden) en weinig kastgeluid. De basspeler hoort over het algemeen veel meer snaargeluid als hij zelf speelt dan de toehoorder. Toch is het de toehoorder die moet oordelen. Dus wat willen we horen en wat noemen we het meest natuurlijk? Liefst oordeel ik daar zelf niet over maar laat dat over aan basspelers maar dan wel liefst in de hoedanigheid als toehoorder. Het gaat dus vooral om opgenomen signalen die teruggehoord worden op bv. een CD. Als het opgenomen geluid via een professionele microfoon in een studiosetting de referentie is, dan streven we naar pick-ups (geen microfoon op afstand) die daar het dichts bij komen. Een standaard referentie opname van goed opgenomen basgeluid (volgens de experts) zou daarbij enorm helpen.

 

Omdat ik niet zo goed weet wat men (bassisten) "goed" vindt verwijs is ten eerste naar de nieuwe CD "The Arrival" van Philip Baumgarten en de 2 nummers daarvan te beluisteren op zijn website TexelJeannette.

 

Ik kies 10 referentie files in een volgorde die onder invloed van commentaren vorm moet gaan krijgen maar aan verandering onderhevig blijft.

1- Stars Fell On Alabama (part) met Christian McBriade (van de CD gettin' to it)
2- Lars Danielsson in Rainbow Studio (alleen muziek)   (Interview met Mike Mainieri in de Rainbow Studio)

3- Fantasy In D Minor (part) nogmaals NHOP (van de CD This is all I ask)

4- Brown's New Blues (part) van Ray Brown

5- Tim (link) Philip Baumgarten

6- Someday My Prince Will Come (YouTube) (van de CD Friends Forever)
7- Fugue No.5 in D Major (part) de klassiek getinte Jazz met Vincent Charbonnier (van de CD Jacques Loussier Plays Bach)

8- Five Pound Blues (part) van Niels Henning Orsted Pederson met Joe Pass (van de CD Chops)

9- Put Your Little Foot Right Out (part)  nogmaals Ray Brown (van de CD Summerwind)

10- David Sylvian / The Ink In The Well (YouTube) (van de CD Brilliant Trees met Danny Thompson op bas)
 

Laat eens weten wat jullie goed of slecht vinden wat betreft het basgeluid, maak de lijst vol en schiet af wat je niks vindt (het gaat om het basgeluid!).

DE RESULTATEN ZOVER.

Als referentie luisteren we naar de resultaten van de twee Shadow piëzo pick-ups type SH 950 die zitten vastgelijmd (in het geval bij deze 1/2 bas) in de sleuven van de kam en welke van huis uit met elkaar zijn verbonden en dus parallel staan. Volgens de huidige verklaring bij dit element bestaat elke pick-up uit twee tegengestelde pick-ups. Dat is dus anders dan bij een Underwood die slechts 1 piëzo bevat per element. In hoeverre dan de parallelschakeling van de twee dubbele elementen weer tot stand is gekomen wordt niet vermeld. Dit kan ook op twee manieren gebeuren m.b.t. de fase. De elementen zitten nu gelijmd en spelen met 1 of 2 elementen en eventueel kijken in hoeverre de positie van het element nog effect heeft is er niet meer bij. Dus als je het eenmaal al goed vindt ga je daar ook niet meer aan klungelen. En Adriaan vindt het goed klinken. Als zodanig vindt ik persoonlijk dat de klankkleur van de Shadow zoals gemonteerd in deze halve bas al over een grote mate van natuurlijkheid beschikt als ik dat beluister in mijn kleine studio.

De afluister kwaliteit is 192kbs mp3 hetgeen meer dan voldoende is. Er zitten wat bijgeluiden van snaren op de zadel bovenaan de bas en mogelijk ook van het trillen van contacten in de stekers. Hoewel dat niet optimaal is moet men daar maar even doorheen luisteren. Dit geldt voor alle opnames. Dus negeer bijgeluiden.

 



1. Het Shadow resultaat (mp3) kan hier worden beluisterd. Dit is tegelijk opgenomen met het kant en klare SDT1 element onder de kamvoet onder de E-snaar (SDT1 element sec ). Het resultaat van de SDT1 (mp3) kan nog gedeeltelijk worden beïnvloed doordat de kamvoet ook mogelijk gedeeltelijk draagt op de baskast zelf omdat de voet groter is dan het element en het element zeer dun is (ca 0,2 mm). Het effect daarvan zou nog apart onderzocht moet worden. De spectra (welke beiden signalen vooraf op -1dB zijn genormaliseerd) staan hieronder samen in een plaatje waarbij het Shadow element rood is weergegeven en het SDT1 element groen. We zien dus boven de 2000Hz nog een stuk spectrum zitten bij het Shadow element wat ontbreekt bij het SDT1 element.
 

 
Er is een duidelijk verlies aan hoog optreden bij het SDT1 element onder de kamvoet t.o.v. van het Shadow element in de sleuven. We zien dat terug bij alle elementen die onder de kamvoet(en) worden gezet. We kunnen dit door middel van hoog ophalen enigszins compenseren.
Luister weer naar het Shadow resultaat (mp3) nu vergeleken met een element SDT1 onder de E-snaar kamvoet hoog opgehaald (mp3). De klankkleur blijft anders.





  2. Er is ook een 1 op 1 resultaat te vergelijken van een zelfgebouwd element onder de E-snaar kamvoet (mp3) in vergelijking met het Shadow resultaat (mp3). In principe dezelfde situatie als het SDT1 element maar dan één waarbij de piëzo folie onder de gehele kamvoet ligt. Onderstaand weer de vergelijking tussen de spectra. Ook hier hoor je een duidelijk het verlies aan bijdrage in de hogere frequenties bij het element onder de kamvoet, wat nog wat hoger is als bij de SDT1.
 

 
Vervolg 2: Om eens te zien wat het effect is van de bijdrage van hoge frequenties is het Shadow resultaat (mp3) gefilterd met een 24dB/octaaf filter achtereenvolgens voor:
8000Hz (mp3), 4000Hz (mp3) en 2000Hz (mp3). De onderstaande grafische voorstelling van de spectra laat alle vier in één grafiek zien. We zien dat het filter gebruikt voor 2000Hz het meest overeenkomt met de het element onder de E-snaar kamvoet (mp3). Deze laatste weer ter vergelijk met onder de E-snaar kamvoet (mp3).


 
Vervolg 2:
De vraag is wat hier gebeurt als we het verlies aan hoog ook weer compenseren en dus hoog ophalen bij het element onder de E-snaar kamvoet. Het resultaat is moeilijker te bereiken dan bij het SDT1 en het gevaar is dat te veel ruis wordt toegevoegd omdat het verlies aan hoog dat moet worden gecompenseerd zeer te groot is. 
Dus nogmaals het Shadow resultaat (mp3) nu vergeleken met een element onder de E-snaar kamvoet met hoog opgehaald (mp3). Onderstaande de vergelijking van de spectra. De klankkleur blijft anders.





3. Bij deze proef zit onder beide kamvoeten een piëzo element waardoor deze één op één vergeleken kunnen worden. Wat opviel was dat de output van het element onder de G snaar kamvoet (mp3) 5,4dB ( dus bijna de dubbele amplitude ) gaf dan het element onder de E-snaar kamvoet (mp3). Nu zijn we in absolute amplitudes niet zo geïnteresseerd maar wel in de verklaring van die verschillen. Voor de luisterproeven en het vergelijken van de spectra zijn beide element echter eerst weer genormaliseerd op -1dB. De absolute verschillen in maximale grootte kunnen door meerdere elementen in de keten worden veroorzaakt. Dat is misschien voor een later experiment nog de moeite waard eens uit te zoeken.
In onderstaande spectra is de G-snaar de groene curve en E-snaar de rode curve. We zien (en horen) onder de G-snaar een significant groot verlies in hoog optreden wat al begint op te treden boven de 250Hz. De meest waarschijnlijk verklaring is dat de stijfheid van het bovenblad aanzienlijk minder is onder kamvoet die onder de G-snaar zit in de buurt van de stapel in vergelijking met de stijfheid van het bovenblad onder de kamvoet die onder de E-snaar zit waar hij bovenop de zangbalk zit.
Wat opvalt bij het afspelen van dit als stereobeeld waarbij het signaal van het element onder de kamvoet onder G-snaar in het linker zit en die onder kanaal E-snaar in het rechterkanaal wordt afgespeeld dat de bas dus schijnbaar alleen rechts zit. Dat klopt dus omdat vanaf 250Hz veel meer hoog aanwezig is in het rechterkanaal en het oor is niet richtinggevoelig meer is onder de 250Hz zodat het linkerkanaal niet meer wordt waargenomen als van links komend bij gebrek aan hogere frequenties.



Vervolg 3:
Omdat we beide signalen van de kamvoeten hebben kunnen we ze ook optellen en aftrekken. Mijn uitgangspunt (discutabel) daarbij is dat je de signalen daarbij een gelijk gewicht geeft en dus eerst individueel normaliseert op 50% van het maximum om ruimte te behouden voor het optellen van signalen. Na het optellen is opnieuw genormaliseerd en hetzelfde is gedaan bij het aftrekken van de signalen. Wil je zonder normaliseren optellen en aftrekken dan zou je eerst de reeds aanwezige gevoeligheidsverschillen van de keten waaronder vooral de pick-up zelf en de voorversterkers goed moeten vaststellen. Hier hoor je het G plus E element (mp3) (oranje) en het G min E element (mp3) (blauw). Het oorspronkelijk afgetrokken signaal is gemiddeld slechts ca 4dB kleiner dan het opgetelde signaal. Dat is een zeer klein verschil wat aangeeft hoe willekeurig de fases van de beide signalen zich zowel in tegenfase als in fase voordoen. Er is echter weer voor beide signalen genormaliseerd zodat het oorspronkelijke 4 dB verschil wegvalt. Het gaat immers om de frequentie inhoud ofwel de klankkleur. De spectra van beide signalen staan hieronder waarbij de optelling oranje is en het verschil blauw. Dus nog eens in volgorde van donker naar lichter in klankkleur de signalen van de kamvoet(en):
onder G-snaar (mp3)G plus E element (mp3) onder E-snaar (mp3) en G min E element (mp3)



In onderstaande grafiek (zie oranje lijn) is te zien dat een zeer groot deel van de energie van beide elementen in tegenfase staat. Hier vertegenwoordigt dat de energie van alle frequenties waarbij de kamvoeten in tegenfase staan. Bij inversie van één kanaal (groen) blijkt de grafiek bij zowel de anti-fase als in fase elkaar nagenoeg te dekken. Globaal gezien kun je daar rustig uit concluderen dat de energieën overgedragen bij fase en anti-fase nagenoeg gelijk zijn.  Dat betekent dat bijna net zoveel energie wordt overgedragen aan de klankkast door het op en neer gaan van de kam als door het wobbelen van de kam (dus in het vlak van de kam). Links komt in deze figuur overeen met de kamvoet onder de G-snaar en rechts met die onder de E-snaar.





4.
Twee elementen naast elkaar over de lengte van de kamvoet geven bij het op en neer gaan van de kamvoet of het wobbelen hetzelfde signaal af. De optelling van die signalen (mp3) (groen), hier van de elementen onder kamvoet onder de E-snaar, komt in principe overeen alsof er één groot element onder zit. Trekken we de signalen af (mp3) (rood) dan komt dan representeert dit de beweging van de kamvoet in de richting van de langsrichting van de snaren. Dit signaal blijkt ca 5,6 dB kleiner te zijn dan dat van de optelling (bijna 2x zo klein) wat betekent dat er bijna 4x minder vermogen wordt overgedragen door deze beweging dan door de andere twee bewegingen samen. We kunnen deze fractie dus zeker niet verwaarlozen bij de totale klankkleur die wordt gerealiseerd door de bas. De energieoverdracht van het wobbelen samen met dat van het op en neer gaan van de kam is namelijk ook weer in twee helften te verdelen. De spectra van deze twee resultaten staan hieronder. Het blijkt dus dat het aftrekken van de signalen dus de beweging in de langsrichting van de snaar (rood) een gebrek aan hoog te zien is en te horen is.

 


 

 Vervolg 4: Luisteren naar de twee halve elementen apart dan is de verwachting dat dat beide signalen ongeveer hetzelfde zouden klinken. Tijdens de proef is jammer genoeg niet vastgelegd welk element boven of onder zat. Toch zullen we zo even benoemen. Het bovenste element (mp3) (oranje) klinkt dus ongeveer hetzelfde als het onderste element. (mp3) (blauw). Kijken we naar de spectra dan lijken ze ook verrassend veel op elkaar.






5. De twee halve elementen laten, geplaatst onder de G-snaar kamvoet, een significant ander beeld zien dan onder de kamvoet bij de E-snaar. De hogere frequenties in het gebied vanaf 250z tot 3000Hz ontbreken hier een stuk meer. Het tweede verschil is dat de sommatie van de twee onder G-snaar signalen (mp3) (groen) tot een verdubbeling leidt terwijl het verschil ca 11dB kleiner (factor 3,5) is dan de optelling. Na normalisatie is hier het verschil van de twee onder G-snaar elementen (mp3) (rood|) te horen. Omdat naarmate de kastwand flexibeler is en dat is hier het geval wegens het ontbreken van zangbalk zal de signaalgrootte van het element afnemen en waarschijnlijk in het hoog het sterkst.



Vervolg 5: Luisteren naar de twee halve elementen apart dan is ook hier de verwachting dat dat beide signalen ongeveer hetzelfde zouden klinken. Tijdens de proef is jammer genoeg ook onder de G-snaar niet vastgelegd welk element boven of onder zat. De spectra verschillen hier echter wel degelijk van deze twee elementen. Het oranje element hier het bovenste genoemd element heeft weer aanzienlijk minder hoog dan het onderste element (blauw). Luisteren we er naar dan laat het bovenste element (mp3) (oranje) duidelijk minder hoog horen dan het onderste element (mp3) (blauw). De verklaring zou kunnen zitten in het feit dat de stapel hier aan één zijde van de kamvoet staat (op ca 3cm afstand) waardoor de stijfheden van het bovenblad verschillend kunnen zijn aan de bovenzijde t.o.v. de onderzijde van de kamvoet waardoor zoals eerder genoemd het uitgangssignaal van de twee elementen in amplitude verschillend worden. We hebben hier met een asymmetrische stijfheid te maken in tegenstelling tot het bovenblad onder de E-snaar kamvoet waar de zangbalk zit. Meer onderzoek is hier gewenst. 





6. Het HB EUB resultaat (mp3) bevat wat minder hogere harmonische zoals ook bij alle overige resultaten waarbij de piëzo pick-ups onder de kamvoet zitten. Dit is ook logisch omdat snaargeluiden dan intussen meer gedempt zijn door de langere weg in de kam en het kastgeluid meer direct op het element terugkoppelt. Ook hiervan kunnen we de spectra vergelijken met het Shadow element (mp3) uit opname 1. De riedel die gespeeld is, is weliswaar hetzelfde maar de opnames zijn niet gelijktijdig gemaakt maar wel genormaliseerd op -1dB. De kleine speelverschillen hebben naar mijn verwachting weinig invloed op het totale spectrum hoogstens op kleine details in de curve na. In dit geval is de HB EUB de groene curve.